Van Hyder in Alaska naar Terrace in British Columbia

Even  in de USA en dan verder naar British Columbia

Als we na onze wandeling door Hyder eind van de middag op de camping terug komen  is het droog en maken we een praatje met andere campergasten. Een van hen is LeRoy en zijn vrouw Millie met wie we volgens hen al enkele malen op dezelfde camping hebben gestaan. Wij herkennen hun grote buscamper alleen van de Walmart in Whitehorse, waar ze zeven parkeerplekken in beslagnamen. Het klikt tussen ons en we spreken af dat we, als het weer wat beter wordt,  morgenmiddag met hun four-wheel-drive auto(die normaal achter de grote bus hangt) naar de Salmon Glacier rijden.
Zondag 31 juli is het weer zodanig dat sommige bergtoppen te zien zijn en het is droog zodat we lekker buiten aan de computer kunnen werken. Het internet hier is helaas  te traag om te skypen en als Dick foto’s probeert te verzenden lukt dat evenmin. Rond 12:00 uur stappen we met zijn vieren in de auto op weg naar de 40 km verder liggende Salmon Glacier. De gravel weg er naar toe is, na onze ervaringen met de Dempster Highway, niet echt slecht en we hadden hem ook met de camper kunnen rijden, maar met zijn vieren in een auto is veel gezelliger. We stoppen regelmatig om het uitzicht te bewonderen want op weg naar de Salmon Glacier zijn er ook andere gletschers te zien.

Er hangen nog veel wolken en er waait een ijzig koude wind dus we zijn blij wanneer we weer de auto in kunnen stappen. Uiteindelijk arriveren we bij de imposante Salmon Glacier, de 5e grote glacier in Noord Amerika, liggend in British Columbia. Zonder dat we het weten zijn we de grens weer overgestoken, maar omdat we ons op een doodlopende weg bevinden is hier geen douane. Vanaf het uitzichtpunt over de glacier rijden we  nog zo’n 5 mile/8 km verder over een mining road (er wordt hier nog actief gemined) tot we  bij een tweede glacier komen. Tussen de twee gletschers bevindt zich normaliter een meer waar grote stukken gletscher ijs op drijven.
Dat meer is recentelijk ondergronds gegaan, d.w.z. door smeltend ijs is de ondergrond ontdooid en kan het water weglopen, en dus zien we overal op de bodem grote stukken ijs liggen. Het is een raar gezicht. Naast de weg ontdekken we een paar Hoary Marmots die zodra we uitstappen nog wel nieuwsgierig zijn maar vervolgens snel de steile helling afdalen waar ze een veiliger oord ontdekken.  We maken snel wat foto’s van deze aardige beestjes, de gletscher blijft echt wel liggen en na ook nog foto’s daarvan gemaakt te hebben stappen we weer de auto in om terug te rijden.

Bij de camper aangekomen laten we LeRoy en Millie onze camper zien en dan op naar hun bus waarbij onze camper een “lilliputter” lijkt.
Wat een enorm ding, 12 meter lang en met de slides out is hij zelfs 4 meter breed. We wanen ons in een recreatie bungalow en praten, zittend in hun luxueuze fauteuils nog lang over het “ RV-ing” leven wat zij al 7 jaar hebben en wij pas 4 maanden. Rond 20:00 uur lopen we terug naar onze kleine gemoedelijke camper waar we genieten van de laatse Halibut maaltijd. We eten er ook nog wat King Crab bij maar geen van beiden vinden we dat echt geslaagd dus het merendeel van de King Crab poten en inhoud verdwijnt in een plastic zakje.
De Halibut smaakt echter weer voortreffelijk.

Maandag (de augustus maand is begonnen) rijden we na afscheid te hebben genomen van LeRoy en Millie nog even naar de uitzicht plek over de rivier waar de beren zalm vissen. Helaas zijn er nu  geen beren en zin om te wachten tot ze een keer komen hebben we niet. Omdat we geen beren hebben gezien krijgen we van de douane beambte een stempel van een Grizzly in ons (echte) paspoort. We dumpen nog even ons grey- en black water in Stewart en rijden dan verder naar het zuiden. Onderweg zien we veel Black Bears, soms alleen lopend maar veel vaker zijn  het vrouwtjes met twee cubs. Het blijft fascinerend om beren te zien en elke keer weer stoppen we om een foto te nemen. Om geen 200 km extra te moeten rijden nemen we een niet onderhouden Forest Road en Dick moet al zijn stuurmanskunst gebruiken om niet in de vele potholes te rijden, maar na 50 km komen we veilig op het asfalt en rijden we het Native dorpje New Aiyansh binnen wat volledig is uitgestorven. Zelfs de plaatselijke supermarket heeft met uitzondering van enkele blikjes en macaroni weinig tot niets op de schappen liggen. Gelukkig zitten we nog niet zonder voorraad dus zetten we koers naar de plaatselijke campground die mooie grote plekken heeft, waar we de rest van de avond bij een kampvuur doorbrengen.

De volgende morgen is het stralend weer en maken we een wandeling over het uitgestrekte lavabed wat hier ligt. Het is doodstil en we voelen ons alleen op de wereld. De stukken lava zijn vaak prachtig begroeid met mossen en op de achtergrond zijn met sneeuw bedekte bergen te zien. We lopen tot aan de Tseax rivier, een heldere rivier waar thans de zalm in zwemt, die we echter niet kunnen ontdekken.
Terug bij de auto besluiten we nog 60 km verder te rijden naar Kincolith aan de  Portland Inlet. Daar arriveren we echter nooit want om half 12, zo’n 25 km voor Kincolith, horen we, terwijl we een 16%  helling afdalen opeens veel gerinkel en gekling in de auto en slaat de motor af. Dick weet de camper aan het einde van de helling op een inham neer te zetten en daar staan we, in the “Middle of  Knowhere”. De auto doet niets meer en om ons heen is stilte, zon en staalblauwe lucht. In dit gebied van de Natives is geen telefoon ontvangst, maar al snel stopt een passerende auto die vraagt wat er aan de hand is. Tegelijkertijd waarschuwt een voorbij rijdende Native Enforcement officer de dichtstbijzijnde garage in New Aiyansh. En dan is het wachten.
De weinige auto’s die passeren stoppen en vragen of we hulp nodig hebben en dan stopt iemand om te zeggen dat hij via de radio heeft gehoord dat hulp onderweg is, het kan alleen nog wel even duren. En ja hoor, rond half 4 komt een sleepauto uit New Aiyansh. De auto is echter veel te licht om onze camper te slepen en repareren is er al helemaal niet bij. Volgens mij heeft deze Native nog nooit onder een motorkap van een lichte truck gekeken. De man knikt wel bevestigend als Dick op rollen wijst waar een riem hoort te zittten die er nu niet meer is, een kapotte aandrijfriem????? Onverrichter zake rijdt de garage man weer weg, met de belofte een ander sleepbedrijf te waarschuwen maar dat kan nog wel zo’n 4 uur duren.

Negen uur ’s avonds hebben we nog niemand zien komen  maar de Native vrouw die ons ’s ochtends ook al heeft gesproken stopt en beloofd vanuit huis naar de CAA (Canadese ANWB)  te bellen. Twee uur later komt haar man de 25 km vanuit Kincolith terugrijden om ons te zeggen dat er morgen tegen 12 uur hulp komt. We zijn hem erg dankbaar en als hij na enkele “hugs” terugrijdt doen wij de deur op slot en gaan “lekker” slapen.

De volgende morgen is het opnieuw stralend weer en al snel komt de temperatuur boven de 25 graden celcius. We pakken ons boek en gaan rustig naast de camper zitten lezen zo nu en dan pratend tegen de locals die stoppen om te vragen of alles goed gaat. We wachten rustig af tot er hulp gaat komen en het is heel passend om nu in een van de spannende boeken van Dan Brown de volgende phrase tegen te komen:  “ Leer mij te aanvaarden wat ik toch niet kan veranderen”. Toch is het fijn als om twaalf uur een sleepwagen van Pronto Towing uit Terrace verschijnt die de camper, gelukkig met voorwiel aandrijving, in beugels vastzet en de reis naar Terrace kan beginnen.

Gisteravond zijn ze tegen tien uur ’s avonds gebeld voor hulp door de Native vrouw maar nooit door de eigenaar van de garage in New Aiyansh die wat te veel had gedronken toen zijn sleepwagen leeg terug kwam en niet meer aan bellen gedacht heeft. Daar we in de richting van Kincolith staan en de weg te smal kunnen we pas na 10 km op deze weg draaien en rijden we terug naar Terrace waar we 160 km verder en 2,45 uur later bij een truck garage worden afgezet.
De monteur die onder de auto kruipt haalt stukken riem weg en ziet op het eerste gezicht geen echt andere grote beschadigingen. We worden naast de garage neergezet, voorzien van  water en stroom, wachtend tot de benodigde onderdelen arriveren. Ach het maakt niet uit wat er nu gebeurt. We zijn inmiddels in Terrace, bewoond gebied, met normale communicatie mogelijkheden en echte winkels in de buurt. We  mogen water en elektra vanuit de garage halen en zelfs hebben we zo nu en dan (van onze buurman  White River Helicopters) zwak internet zodat we bij tijd en wijle mailtjes kunnen ophalen en verzenden. Al snel blijkt dat de Canadese aandrijfriemen geen van allen passen dus zullen we contact zoeken met  Nederland om na te gaan welke onderdelen opgestuurd moeten worden.

Donderdag 4 augustus fietsen we naar het Visitor Center waar Dick met Rien, een duikvriend die in een automaterialen bedrijf werkt,  belt, die o.a. via Cosmo in Harderwijk gaat uitzoeken, welke  onderdelen opgestuurd moeten worden. Wij kunnen even niets doen en gaan dus maar per fiets het plaatsje Terrace verkennen. We boffen met het weer, er is weliswaar wat bewolking maar op enkele spatters na, blijft het droog  en als we eind van de middag bij de camper terug zijn kunnen we zelfs in het zonnetje zitten. Wat zijn we blij dat we fietsen bij ons hebben zodat, ook al kan de camper geen centimeter meer rijden, we toch overal in dit stadje naar toe kunnen fietsen.
Naast de goede dingen zijn er ook wat minder prettige dingen aan de huidige standplaats. Regelmatig rijden op 60 meter afstand zeker 4 km lange treinen, wij telden regelmatig meer dan 150 met kolen of dubbele containers geladen wagons, voorbij die hun komst al ver van te voren met herhaald en doordringend toeteren aankondigen. Daarnaast staan op het garage terrein ook veel vrachtauto’s geparkeerd die ’s ochtends om 4 uur op stap gaan. Op zich  geen probleem ware het niet dat deze wagens voor ze kunnen wegrijden eerst zo’n 10 minuten hun motoren laten draaien. Ach, zegt een van de chauffeurs , dan heb je ook eens de tijd om andere dingen te doen dan te slapen.

Ondanks het feit dat we nu gedwongen stilstaan hebben we het op onze manier best wel druk. De “black watertank” moet toch wel iedere vier dagen geleegd worden. Die tank binden we achterop de bagagedrager, legen we bij het Visitor Center op 5 km afstand, waar een dump is en waar we dan tegelijkertijd kunnen internetten en mails beantwoorden. De laundry is 1,5 km bij ons vandaan. We kunnen de lading van twee wasmachines achter op de fiets meenemen, wassen en schoon weer terug fietsen in vuilniszakken achterop gebonden. Helaas kunnen we de fietstassen hier niet meer voor gebruiken. Op de Dempster Highway is een fles olie gebroken en de inhoud ervan is leeg gedruppeld  op onze fietstassen, met als gevolg dat ondanks het al vier maal schoonpoetsen van die tassen deze nog steeds wat vettig zijn en vaag naar olie ruiken. Na 32 jaar zal ik nu toch echt nieuwe fietstassen moeten kopen (alleen Dick nog van de bittere noodzaak overtuigen).

Na het wassen fietsen we naar de stad om de “Farmers Market” te bezoeken, een wekelijkse markt in de periode mei-september waar je vooral snuisterijen kunt kopen, hier en daar ontdekken we een stalletje met wat echte boerderij produkten en natuurlijk zijn er snacks volop te koop. Op een podium spelen twee jonge meisjes op een gitaar en viool lokale muziek. Het is er gezellig druk maar helaas te klein om er enkele uren door te brengen.
Omdat Canada op iedere verpakking (op alles behalve pakken of flessen waar levensmiddelen, melk etc. in hebben gezeten) statiegeld heft en we hier in Terrace een bottle refund  depot hebben gevonden laden we ook om de paar dagen onze fietstassen vol met leeg fust (maakt niet uit als die vaag naar olie ruiken) en brengen alles weg. En uiteraard stoppen we ook regelmatig bij een van de vier supermarkets in het stadje om ons te voorzien van eten en drinken.  Al deze ritjes maken dat we de  afgelopen dagen best wel wat afgefietst hebben. In ieder geval hebben we nog niet het gevoel dat we ons vervelen. Daarbij hebben we het geluk dat het sinds vrijdagmiddag echt warm is geworden, de temperatuur slingert tussen de 23 en 29 graden. Dit maakt dat we nu  iedere avond buiten kunnen eten, waarbij Dick op de skottel o.a. pannekoeken kan bakken of op de barbecue heerlijke maaltijden bereidt. Een houtvuurtje hier zo naast de garage maken lijkt ons gezien de olie resten die her en daar liggen wat minder geslaagd.

Het is inmiddels maandag 8 augustus en nog steeds is het weer onveranderd schitterend. Vanmorgen heeft Dick met Rien gesproken, die de benodigde onderdelen voor de auto besteld heeft en deze zodra hij ze binnen heeft zal opsturen. Wat zijn we blij met de hulp van zo’n expert en vriend. Op de terugweg vanuit Terrace naar de camper nemen we de moeite een paar blokjes om te rijden om wat foto’s de maken van de beelden die de “Kermodei” beer uit beelden. Deze beer is bekend om zo’n wit-achtige vacht en leeft alleen in deze omgeving. Het is de mascotte van de stad en een kunstenaar heeft er een aantal gemaakt die elk op een eigen manier beschilderd zijn en die door sponsors voor het goede doel zijn gekocht en de straten versieren.Omdat we nu weer even niets kunnen doen gaan we maar weer eens achter de computer zitten om de inmiddels opgelopen achterstand in verhalen schrijven in te halen. De barbecue staat al weer gereed om straks aangestoken te worden en Sirloin burgers te roosteren. We hadden het veel slechter kunnen treffen.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.

3 Responses to Van Hyder in Alaska naar Terrace in British Columbia