De laatste dagen in Yukon

De laatste dagen in Yukon, terugkeer naar British Columbia.
De weg van Whitehorse naar Carcross, vroeger heette dit dorpje Caribou crossing, voert ons door een dal met aan weerszijden hoge bergen. Even de auto uit om wat te bekijken betekent een hoodie aantrekken want ook al is het droog, de wind is kil en de temperatuur komt niet boven 10-12 graden. Net voor Carcross passeren we Carcross Desert, de kleinste woestijn ter wereld met een eigen ecosysteem. Overal om ons heen liggen zandheuvels, hier en daar staan enkele boompjes en daarnaast doen de Siberian Aster en de Juniper hun best om een bestaan op te bouwen in deze zanderige omgeving. Het is leuk om een stukje deze zandwoestijn in te lopen en ook kijken we met verbijstering naar de vele bussen die hier enkele minuten stoppen, hun passagiers gelegenheid gevend een paar foto’s te maken en daarna weer de bus in jagen omdat de tijd dringt. Dan zijn we toch wel erg blij dat we de tijd aan onszelf hebben en rond kunnen kijken zolang we maar willen. Als de inhoud van onze schoenen zich nog verder vult met woestijnzand lopen we terug naar de camper en rijden we het laatste stukje naar het stadje Carcross. Carcross was bekend omdat hier de trein vanuit Skagway aankwam en de goudzoekers over konden stappen op de boot, die hen verder over de meren naar de Yukon bracht. De treinrit van Skagway naar Carcross is nu een toeristische attractie, de tocht duurt ongeveer 4 uur en gaat langs steile bergen en door meerdere tunnels. Je moer er wel behoorlijk diep voor in je portemonnaie tasten en reserveren is ondanks dat regelmatig noodzakelijk. Ook een geldig paspoort is een vereiste want Canada grenst hier aan Alaska. In downtown Carcross halen we de laatste stempeltjes voor ons Yukon paspoort en gaan bij Eddie’s Checkpoint een heerlijke burger eten. Dat eten gebeurt wel in de camper want nog steeds komt de temperatuur niet boven de 12 graden en dan ga je niet altijd voor je plezier op een bankje buiten zitten. Met ons buikje vol zetten we onze reis voort en in Teslin besluiten we dat het genoeg is geweest voor vandaag en gaan we op de campground staan. We hebben in dit stadje van 450 (voornamelijk Native) inwoners onze laatste twee ontbrekende stempeltjes gehaald en met de Tlingit Natives gesproken die vanaf morgen hun jaarlijkse feest hebben en nu bezig zijn met alle voorbereidingen. Het is inmiddels heerlijk weer geworden en we kunnen weer lekker in korte broek en T- shirt buiten zitten. Lang wordt er echter niet geluierd want er moet (weer) gewassen worden, het website artikel geschreven en foto’s verder uitgezocht worden dus beiden zijn we de rest van de avond op de computer aan het werk.

De volgende ochtend (donderdag 28 juli) proberen we te skypen maar dat lukt niet echt, het netwerk is te zwak en het proberen alleen al maakt dat het hele internet van de campground eruit knalt. Na nog even het wildlife museum bekeken te hebben trekken we weer verder. De weinige bewolking in Teslin maakt plaats voor een grauw-grijze egale massa waar vanaf de middag gestaag regendruppels uit vallen. Deze regen weerhoudt ons niet, na de camper op Tag’s campground in Watson Lake te hebben neergezet, om door het “Signpost Forest” rond te lopen, hopend de borden die Christa & Heinz en Jan & Truus hebben geplaatst te ontdekken. Helaas van beide borden geen spoor. Er hangen hier dan ook bijna 74.000 borden dus eenvoudig is het niet net dat ene bordje te traceren. Gestart in 1942 door een Amerikaanse soldaat met heimwee, die een bord op een paal spijkerde met de afstand van zijn woonplaats en nu uitgegroeid tot een internationaal bekende plek waar vele reizigers uit de gehele wereld zelf borden mogen plaatsen. Het originele bord is inmiddels vergaan en bij het 50-jarig bestaand heeft de plaatser van het eerste bord een replica gemaakt wat nu in het Visitor Center hangt. In 2010 heeft de gemeente Danville in Illinois, waar Carl K. Lindley vandaan kwam, het initiatief genomen ook daar een Sigpost Forest te starten ter ere van zijn bekende burger. De wandeling voert ons verder naar het Visitor Center waar we onze Yukon paspoorten laten verifieren en nadat blijkt dat we inderdaad meer dan 20 stempels hebben verzameld , kunnen we ons deelname formulier deponeren voor de trekking in september naar een goudklompje. We hebben al gezegd dat we het met graagte komen ophalen. Het blijft verder de hele middag regenen dus zetten we koers naar de camper waar het behaaglijk is. Achterstallige administratie ligt er voldoende en we vervelen ons allerminst.

Vrijdag 29 juli is het droog maar nog steeds zwaar bewolkt en zodra we de Cassiar Highway oprijden begint het te regenen. Deze regen weerhoudt het wildleven niet om buiten rond te lopen want vlak na elkaar kruisen een moeder Black Bear met haar twee cubs alsmede een vos met prooi in zijn bek, onze wegen. Rond drie uur komen we bij een prachtige camping (aangelegd door de Lion’s Club) waar we blijven overnachten. Het is een mooi plekje aan de rand van de ijskoude, snel stromende Tanzilla River en in het bos groeien prachtige paddenstoelen, sommigen zelfs twee maal zo groot dan onze handpalm. Het is heerlijk om buiten te zitten en pas tegen 7 uur gaan we, omdat het wat miezert naar binnen, maar niet lang want het wordt weer droog dus stoken we lekker een houtvuurtje waarbij we heerlijk genieten van de natuur en deze enigszins koele zomeravond. Laat in de nacht gaat het weer regenen maar daar merken wij (Tita) , diep in slaap op deze zeer stille plek in het bos, weinig van. Alhoewel de zaterdag droog begint zijn er zware regenwolken aan den einder en krijgen we op onze weg naar Stewart en Hyder (Alaska) zo nu en dan wat druppels. We rijden thans door een gebied waar veel Black Bears leven want enkele malen zien we een moeder met haar twee cubs oversteken, waarbij de twee cubs altijd rare capriolen maken en soms (om ons te imponeren?) in een boom klimmen. Altijd echter staat moeder Black Bear op de achtergrond te kijken of de cubs wel ver genoeg uit de buurt van auto’s en mensen blijven. Een cub is helaas door een van de langsrijdende auto’s aangereden wat hij niet heeft overleefd, ook dat gebeurt. Black Bears blijven echter schuw en goede foto’s maken is lastig maar hun capriolen bekijken lukt wel. Plotseling zien we een eenzame Black Bear langs de weg scharrelen waar we uiteraard weer voor stoppen. Deze beer loopt niet direct weg als hij de auto hoort maar komt naar ons toe. De boekjes schrijven dat je in zo’n geval moet wegrijden maar de mogelijkheid om nu van dichtbij een foto te maken van een Black Bear is te verleidelijk, dus al pratend door het raampje tegen de Black Bear maak ik foto’s. Dick vertrouwt het niet en doet het voorraam van de auto dicht, hij hoort de beer snuiven. In mijn verlangen om een foto van dichtbij te maken van een Black Bear hoor ik dat niet en vanuit het er achter (iets hoger liggende) raam maak ik weer een foto. Steeds dichter komt de beer bij de auto en springt, als hij naast het raam staat, tegen de auto op, waarop ik met een klap het raam dichtgooi. Dick pakt direct het stuur en rijdt weg, mopperend op mij die altijd maar foto’s moet maken.

’s Avonds zien we de sporen van deze ontmoeting met een agressieve Black Bear. Duidelijk zichtbaar staan de modderige poot afdrukken tegen de zijkant van de camper. Gelukkig was het geen Grizzly, die heeft uit stekende nagels, die de buitenzijde van de camper ingekrast zouden hebben. Enigszins trillend en ervaren hebbend dat de verhalen over het gedrag van beren kloppen, rijden we verder, opnieuw genietend, wel van een wat grotere afstand, van langs de weg lopende Black Bears foto’s makend. Rond half drie arriveren we bij Meziadin Crossing vanwaar het nog maar 60 km naar Stewart/Hyder is, dus rijden we verder door het zeer nauwe dal met hoge bergen waarbij vanaf bijna iedere berg een gletscher naar beneden komt en waar we doordat de wolken wat zijn opgetrokken een schitterend zicht op hebben. Vlak voor Stewart begint het weer te regenen waardoor we net als twee jaar geleden, over de weg vol met water en modder gevulde pothole’ s de grens oversteken naar Hyder, een stadje van 100 inwoners op de zuidelijkste punt van Alaska. Hyder heeft een camping, nu ja camping, een stuk gravel langs de weg, waar we de camper neerzetten en een stukje door het dorpje wandelen. Dat wandelen wekt wel bevreemding op omdat in dit land niemand door een stadje loopt en al helemaal niet als het miezert zodat alle drie de voorbijrijdende auto stoppen en zeggen: “ You are walking?” . We hebben de neiging te zeggen dat we iets anders doen maar omdat dat niet begrepen zou worden lachen we maar vriendelijk en lopen verder terug naar de camper . Na het avondeten nog even een boekje lezen en om 22:30 gaat niet alleen in de camper maar ook buiten het licht uit. Je merkt dat we al weer een stuk zuidelijker zijn aangekomen.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.

2 Responses to De laatste dagen in Yukon