Dawson City en de Dempster Highway

Vrijdag 22 juli schijnt de zon al vroeg aan een staalblauwe hemel wat maakt dat het om half acht ’s ochtends al tegen de 25 graden loopt. Tijdens het ontbijt en het dumpen van grey- en black water laat ik nog even een was draaien waarna we om half elf “schoon” weg rijden. Om elf uur zijn we in het Native Interpretive Center (officieel First Nations people) van Dawson City waar we een interessante rondleiding krijgen van Fran, de achter-achter kleindochter van de broer van Chief Isaac, een Chief die een betekenende rol heeft vervuld voor zijn volk in de dagen van de Goldrush. Fran vertelt ons de verhalen van haar volk en de verschrikkingen die zij hebben doorstaan bij de komst van de Whiteman in 1890. Ook hier werden, net als in Australia, kinderen van de Natives vanaf hun 4e jaar bij hun ouders weggehaald om ze tussen de blanken op te voeden met alle narigheid van dien voor zowel kinderen als achterblijvende ouders. Gedurende de 1½ uur durende rondleiding vernemen we hoe het leven was en thans is voor de Natives en ik blijf me verbazen over de gelijkenissen van dit volk met de Mongoliers. Niet alleen de omgeving, de leefomstandigheden van dit ook thans nog semi-nomaden volk, maar zelfs de gelaatstrekken van de oorspronkelijke inwoners zijn identiek. Tussen de middag brengen we in de zon door, zittend op een bankje voor de Bakery en na een lekkere lunch van koffie en een muffin en nog wat winkelen, waarbij ik voor 17.000 dollar aan goudklompjes in mijn handen mag houden en Dick goldnuggets weegt, lopen we opnieuw het Visitor Interpretive Center van de Natives in om deel te nemen aan een thee ceremonie. Naast het proeven van verschilende soorten thee die hier in de natuur bij elkaar zijn verzameld, krijgen we informatie over de geneeskrachtige werking van de verschillende planten in dit deel van Canada en vertelt Fran ons haar levensverhaal en haar worsteling om een plek te vinden in deze maatschappij, zwevend tussen de oude gebruiken van haar volk en de nieuwe wereld waarin ze opgroeit. We leren ook dat je als mens een evenwicht moet bewaren tussen de 4 windstreken waarbij het Noorden=wit voor “Mental” van de Whiteman staat, het Oosten=geel voor de “Emotion” van de Aziaten, het Zuiden=zwart voor de “Fysik” van de Blackman en het Westen=rood voor de “Spiritual” van de Natives. Het is een interessante middag en als we om half 4 buiten staan zijn we blij dat we ook dit onderdeel van de geschiedenis van Dawson City hebben meegekregen.

Nog steeds is het schitterend weer dus rijden we direct door naar de Dempster Highway. Voor deze weg bestaat gelukkig ook een paspoort zodat we weer stempeltjes kunnen verzamelen en het eerste stempeltje krijgen we bij Klondike Roadhouse, km 0 van de Dempster. Deze Dempster Highway is een volledig onverharde weg die naar Inuvik leidt, een plaatsje 737 km verderop in de North West Territories. We zijn niet van plan helemaal tot daar te rijden maar willen wel het eerste stukje naar de Tombstone Mountain National Park rijden. Omdat we pas laat vertrokken zijn uit Dawson City zoeken we onderweg naar een overnachtingsplekje en bij het beginpunt van de Grizzly Lake Trail vinden we een mooi plekje. Tot onze verrassing staat daar ook de camper van Christa en Heinz, die, als we de camper goed hebben gezet, terug komen van een lange wandeling. We nodigen ze uit om bij ons vis te komen eten en even later zitten we gezamenlijk te smullen van het door Christa en Heinz bereidde voorgerecht uit het Midden Oosten “Za’atar” , brood gedoopt in olijfolie en daarna in een kruidenmengsel wat, zoals jullie zullen begrijpen, voortreffelijk smaakt. Daarna bereid Dick ons een voortreffelijk maal van de zelf gevangen Halibut (ja, we hebben nog een paar porties) rijst, aardappeltjes, boontjes en sla en al etende genieten we weer van elkaars gezelschap en raken niet uitgepraat. Tegen middernacht nemen we afscheid van elkaar en duiken vermoeid ons bed in waar we (ik. Tita) in een droomloze slaap belanden. Heinz merkt de volgende dag op dat hij heeft ontdekt dat het beste middel om te slapen bestaat uit Halibut en Weisswein. En dan is het zaterdagmorgen toch echt tijd om opnieuw afscheid van elkaar te nemen. Onze wegen zullen zich nu zodanig scheiden dat een nieuwe ontmoeting op deze reis haast niet mogelijk is. Een hernieuwd treffen zal derhalve eerst na terugkeer in Europa kunnen plaatsvinden. We rijden eerst naar het Visitor Center van Tombstone waarbij we tussen grillige bergpieken rijden die helder afsteken tegen de staalblauwe lucht, nemen wat water in bij de ernaast liggende campground en rijden dan verder de Dempster Highway op. Vanwege het mooie weer en de meevallende conditie van de weg hebben we besloten voorlopig door te rijden en als de weg redelijk blijft kunnen we vanavond bij de Arctic Circle overnachten. Hele stukken weg zijn redelijk te berijden maar er zijn ook lange stukken die als gevolg van de Permafrost in een abominabele toestand verkeren, vol met potholes (gaten), frost heaves (scheuren en verzakkingen) en wash boards (ribbels). Gelukkig rijden de ons regelmatig tegemoet komende trucks niet al te hard zodat we wat minder last hebben van opspattende steentjes maar wel is het zicht door de enorme stofwolken die deze wagens achter zich laten voor enkele minuten volledig weg. Permafrost is een belangrijke hancicap bij het bouwen van wegen in zowel Alaska als Canada. Het is een aardlaag die altijd bevroren is en die zich soms diep, soms ondiep onder het oppervlakte bevindt. Bij het bouwen van wegen wordt tegenwoordig dan ook gekeken hoe diep deze laag ligt en wordt de laagdikte aangepast aan de diepte hiervan. Voorkomen moet worden dat de permafrost kan ontdooien. Ten tijde van de eerste aanleg van wegen had men nog niet de kennis van nu en op die stukken komen dan ook de eerder genoemde ongemakken regelmatig voor. Momenteel wordt er hard aan gewerkt dit in de toekomst te voorkomen.

Bij het eerste uitzichtspunt met zicht op de machtige Mount Tombstone ontmoeten we Carol en Ben uit Cotuit, Massachusetts, die naast ons op de camping in Radium Hotsprings stonden. We staan versteld dat we elkaar hier treffen, wisselen onze ervaringen uit en na enkele “hugs” en beloofd te hebben elkaar zeker eens op te zoeken, zetten we ieder onze reis voort. We rijden inmiddels door een permafrost landschap bestaande uit toendra en aan alle kanten begrensd door bergen. Bomen en struiken zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor mossen en grassen. We bevinden ons echt in the “middle of nowhere”, je hoort gewoon de stilte. Een betere gelijkenis met het landschap van Mongolia is er niet. Alhoewel we door een gebied komen waar enkele dagen geleden nog een kudde Dall Sheep gespot is en hier ook de Hart River Caribou Herd leeft komen we behalve enkele Squirrels, Red Willow Ptarmigan (grappige vogels die over de weg lopen), een Bald en Golden Eagle en een Collared Pica niets tegen. Gelukkig is de natuur overweldigend. De weidsheid, rust en stilte van de toendra maakt dat we beiden stilvallen. Net voor Eagle Plains hebben we zo’n stuk slechte weg dat ik aangeef dat we beter terug kunnen keren maar gelukkig rijdt Dick stug door en die moeite wordt beloond want na 40 km zeer slechte weg, waarbij wij en de camper uiteen rammelen (ik snap niet dat ons serviesgoed en de bij elkaar gespaarde “kristallen” glazen het hebben overleefd) komen we weer op een beter stuk weg. We klimmen weer omhoog en hebben boven aan de 7 mile Hill een prachtig uitzicht over de onder ons liggende uitgestrekte vlaktes en de Peel- en Eagle river. We rijden nu door een geërodeerd landschap, zien prachtig gevormde rotsen (deze worden Tors genoemd) en een rots die op een olifant lijkt.

De weg wordt weer wat ruwer en we passeren een auto met een volledig aan flarden gescheurde band. Wat zijn we blij met onze light truck banden. De permafrost bevindt zich thans hoger aan de oppervlakte zodat de weg over een zeker 5 meter dik bed van gravel voert wat voorkomt dat de onderliggende laag permafrost smelt. Naast een “Drunken Forest” van lage dennenboompjes (door de permafrost groeien deze boompjes alle kanten op) wordt de weg thans omzoomd door het in volle bloei staande paarse Fireweed (deze plant is eetbaar) en wit Cottongras en na nog even door dit prachtige landschap te hebben gereden arriveren we bij de Arctic circle op 66’33’ graden Noord. Er is een grote parking en we besluiten hier de nacht door te brengen. Het is prachtig weer en na de nodige foto’s gaan we in korte broek en T- shirt op een bankje zitten, genietend van de stilte en het heuvelachtige toendra landschap om ons heen. Terwijl we in de almaar schijnende zon een toastje met franse kaas eten komt een kleine Squirrel naar ons toe, bedelt om een stukje toast wat hij met smaak opeet terwijl ik hem over het buikje streel. We staan helemaal alleen hier maar later op de avond komen Andre en Melissa uit Canada met hun Toyota Landcruiser (met tent op dak) aan, zoeken ook een plekje voor de nacht en komen gezellig bij ons op het bankje zitten. Tegen 12 uur zien we de zon nog steeds schijnen (we zitten nu ook weer veel noordelijker) en deze schijnt op een stralenkrans van wolken. Het was vandaag een dag met een stralenkrans, zelfs de zon heeft ons dat laten zien.

Zondag 24 juli is er veel meer bewolking maar het is nog steeds heerlijk weer buiten en we ontbijten dan ook niet in de camper. Hebben besloten de Dempster niet verder te rijden. Het weer wordt wat minder stabiel, de poolcirkel is een mooi punt om te draaien en het is niet gegarandeerd dat we in staat zijn om zonder luchtvering de ferry over de noordelijke rivieren op te rijden. De berichten zijn erg wisselend daarover. Terwijl we terugrijden neemt de bewolking zienderogen toe maar het blijft droog wat direct tot gevolg heeft dat passerende vrachtwagens die gelukkig bijna allemaal rustig rijden, meters hoge en dikke stofwolken opwerpen. Dit stof, eigenlijk fijn zand wat aanvoelt als talc poeder, dringt overal binnen, dus we zien er niet uit. We stoppen bij een groepje Natives (in Canada heten ze First Nations) die van het uitzicht over de toendra genieten, raken aan de praat en worden bij het wegrijden bedolven onder etenswaren, zelfgebakken brood, cake alsmede gedroogde vis en bot met restjes Caribou vlees. We nemen het in dank aan en stoppen vlees en vis in de koelkast. Of daardoor de consistentie van vis en vlees is veranderd weet ik niet maar als we het enkele uren later willen eten is het toch minder geslaagd. Mogelijk omdat we niet gewend zijn gedroogde vis te eten of van een groot bot een stukje vlees te kluiven. Het Caribou vlees ruikt en smaakt in ieder geval ranzig en de aanwezige stukjes vlees moeten van het bot geschraapt worden (net als de schapenbotten in Mongolia, Yvonne). Als ik de gedroogde vis van de huid pulk (die gedroogde huid ziet er niet erg eetbaar uit ) blijven er stofachtige draden vis over die onze smaakpapillen niet echt kunnen waarderen. Gevolg van dit alles is dat we met smaak de cake en het brood nuttigen en de vis en het bot in de vuilnisbak laten verdwijnen. Het blijkt dat deze Natives geen besef hebben waar we vandaan komen. Europa, Nederland? Ja, hij had al een Engels kenteken gezien. Als Dick op de vraag, hoe lang we moeten rijden om thuis te komen, antwoordt dat we tenminste 5 dagen moeten rijden en daarna nog 12 uur vliegen geven we informatie die ieder begrip te boven gaat en echt te veel is om te bevatten. Hoofdschuddend wenden ze zich dan ook van ons af. En dan had ik nog het idee dat Dick wel erg makkelijk praatte over de afstand die we nog moeten afleggen om thuis te komen.

We houden het onderweg niet droog maar gelukkig maken de enkele korte regenbuien snel weer plaats voor opklaringen en kunnen we het grootste gedeelte van onze tocht in droog weer rijden. We stoppen bij Two Moose Lake maar omdat hier een koude harde wind waait overnachten we hier niet en rijden we door naar Dawson City waar we om 18.00 uur aankomen en na wat boodschappen ons lekker op de camping nestelen. Maandag is het nog steeds bewolkt en valt er zelfs wat regen. Gelukkig klaart het tijdens het rijden op en beperkt de regen zich tot een enkele spetter. We rijden door tot Twin Lakes Campground, een prachtig plekje aan een meertje waar we op de heenweg ook al gestaan hebben. Dit plekje is ideaal om de camper een grote schoonmaakbeurt te geven. Het weer werkt mee want als we om drie uur op de campground aankomen gaat zowaar de zon schijnen. Ons komt dit goed uit want nu kunnen we alles uit de camper sjouwen en buiten zetten en de rest poetsen. Overal treffen we het talkpoeder zand aan en menig keer wordt de emmer met schoon water uit het meer gevuld om bij te dragen aan ons poetsfestijn. Rond half acht is, op de fietsen na, alles afgestoft, gepoetst en uitgeklopt. We kunnen genieten van de mooie avond. Buiten is helaas de wind aangewakkerd en het is kil dus we kruipen lekker met een boek in de camper. Dinsdag is het niet zulk mooi weer en ook al probeer ik even buiten te zitten na enige tijd dwingt de kou mij toch om in de camper plaats te nemen. We hebben besloten de ochtend te besteden aan het bijschrijven van onze website en uitzoeken van de foto’s en pas tegen de middag hier weg te rijden. De tijd vliegt en we kunnen slechts een klein deel van onze schrijf- en uitzoek- achterstand inhalen. Met de regen en koude hier blijven is echter geen optie dus rond half 1 vertrekken we om tegen drie uur Whitehorse binnen te rijden. Daar gaan we op stempel jacht. Door hier, in Carcross en Teslin nog enkel stempels te verzamelen in ons Yukon paspoort komen we tot de 20 stempels die benodigd zijn om mee te kunnen dingen in de wedstrijd naar een goldnugget. Dat betekent dat we de komende 2 uur kriskras door Whitehorse rijden en om een stempeltje vragen. Rond zes uur zijn onze Yukon paspoorten 4 stempels rijker en kunnen we na nog wat boodschappen een plekje zoeken op het Walmart parkeerterrein wat inmiddels is omgetoverd tot “camping Walmart”. Er staan minstens 30 andere campers en caravans en het is maar goed dat de parkeerterreinen zo groot zijn want anders was er door de grote campers (met er achter hangende auto’s)die zeven parkeerplekken in beslagnemen voor een normale winkelbezoekers geen plekje meer over.

Woensdag 27 juli worden we, terwijl we aan het ontbijt zitten, toegezwaaid door twee mensen die ons duidelijk kennen maar van wie wij geen idee hebben wie het zijn. Ach we wuiven maar vriendelijk terug. Na afgewassen te hebben en een plaspauze bij de Walmart, het bijtanken van diesel, propane en water alsmede het dumpen van grey en black water (heerlijk dat dat allemaal naast de Walmart kan) rijden we, na nog een laatste blik op het radarschip “Klondike”, weg uit Whitehorse. Om onze ontbrekende stempeltjes aan te vullen voert de weg naar Carcross, een dorpje van 300 inwoners waar tijdens de Goldrush de stampeders komende uit Skagway de radarboot naar Whitehorse namen.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.

1 Responses to Dawson City en de Dempster Highway