Van Jasper, Alberta (richting Alaska) naar Whitehorse, Yukon
Met pijn in mijn hart nemen we zondagmorgen 22 juni afscheid van het stadje Jasper en de heerlijke campground in Jasper National Park. We hebben zo diep geslapen dat we de om vijf uur voorbij grazende Elks niet hebben gespot dus het is goed dat we die gisteravond zo goed hebben kunnen bekijken. Dick moest zelfs een enorme omweg maken om ’s avonds nog bij de camper te kunnen komen en via de bestuurders deur naar binnen gaan om niet het risico te lopen aangevallen te worden door een Elk. Daar deze beesten de grote van een stevig paard hebben is een aanval van hen (en ze zijn agressief nu ze jonkies hebben) toch wel erg vervelend. Maar de Alcan (Alaska Highway ) lonkt dus zetten we onze reis vandaag op deze zonovergoten zondag voort. Het zou korter zijn om vanuit Jasper naar het noorden door Alberta te rijden maar wij geven er de voorkeur aan de Yellowhead highway te nemen die langs Mount Robson voert, de hoogste berg van Canada.
Net buiten Jasper zien we een lichtbruine Blackbeer, met twee cubs. Klaarblijkelijk de beer die we gisteren gespot hebben in de bomen. Het is de rangers dus gelukt ze eruit te krijgen en naar buiten de stad te geleiden. Helaas is het gras waar ze lopen erg hoog dus de foto’s zullen niet bijzonder zijn. Bij Mount Robson, de hoogste berg van Canada, worden we niet teleurgesteld, de lucht is staalblauw en de berg spierwit, wat kan een mens meer wensen in de bergen.
Na een klein wandelingetje, om de berg van verschillende kanten te bewonderen en natuurlijk te fotograferen, rijden we verder over wegen die nu toch echt stiller worden. De lucht betrekt wel wat maar de temperatuur stijgt dus kunnen de hoodies opgeborgen worden. Voor het eerst zien we een echte Moose met kleintje langs de weg staan.
Ze schrikken als we achteruit rijden om een goede foto van hen te maken en rennen de weg over, natuurlijk achter de camper, om een veilig heenkomen te vinden in het struikgewas. Na bijna 400 km rijden houden we het voor gezien en zoeken in Prince George een campground. Dankzij het feit dat we vandaag weer een tijdsgrens zijn overgestoken bij de Yellowhead pass en dus nu 9 uur tijdsverschil hebben met Nederland, is het pas half vijf. De camping is redelijk vol doch er blijkt nog een plekje te zijn vlakbij de laundry. Niet echt een straf want nu hoef ik met onze zakken wasgoed niet zover te sjouwen. Het te luchten hangen van ons dekbed is niet zo’n succes want het krioelt hier van de grote lange rupsen die binnen de kortste tijd hun heil gezocht hebben op ons dekbed. Met hulp van Dick die, na wat gillen van mijn kant, zich van de computer losrukt, kunnen we al deze vieze harige monsters van ons dekbed verwijderen en het dekbed binnen leggen. Dan maar geen gelucht dekbed. Helaas blijkt de wifi op de campground erg zwak dus zullen we én niet ons stukje kunnen publiceren én evenmin kunnen skypen. Wat mis ik ons mobile wifi systeem uit de USA. Jammer dat dat niet in Canada bestaat. We gaan niet al te laat naar bed. Het lijkt wel of de behoefte aan slaap toeneemt naarmate we langer onderweg zijn. Maandag 23 juni staan we rond half acht op en na een douche in een soort douchezaal, zo kun je de douchehokken op de campground wel noemen en een ontbijt buiten op het bankje tussen de grote rupsen, vertrekken we uit Prince George. Net buiten het dorp doen we nog wel wat inkopen want de bosbesjes waren gisteren bij de Walmart vestiging in Prince George niet meer te koop. Algauw liggen de bosbesjes in het mandje samen met yoghurt, blikjes cola en ginger ale en een “Mile Post”, hét boekwerk voor mensen die de Alaska Highway willen rijden. De weg noordelijk delen we nu met ontelbare houtwagens die ons allemaal met enorme snelheid voorbijrijden. Zeker wanneer
ik rij, want mijn snelheid ligt zelfs nog 10 tot 15 km lager dan wanneer Dick achter het stuur zit.
Opnieuw zien we enkele malen Black Bears langs de weg maar telkens op plekken waar we onmogelijk kunnen stoppen. Om ons heen is nu alleen nog maar dicht dennenbos, wildstromende riviertjes, bergen en eindeloze rust. Wat is dit land, vergeleken met Amerika, leeg. In een afgelegen dorpje stoppen we even om een kaart voor Danielle (onze trouwe post verzorgster) op de bus te doen. Die heeft, lezen we op Faceboek, twee dagen geleden haar achillespees afgescheurd tijdens een familie uitje. We hopen dat alles snel weer goed komt, Danielle. In ieder geval van harte beterschap gewenst. Rond drieen arriveren we in het dorpje Chetwynd. Het staat bekend om zijn kampioenschap kettingzagen en de beelden die daar gemaakt worden zijn werkelijk ongelooflijk. We hebben geen zin meer om nog 100 km verder te rijden naar Dawson Creek en omdat er verderop geen andere campgrounds meer zijn, ook geen provincial camps, blijven we hier in het dorp staan.
Het is nog vroeg genoeg om lekker de fietsen te pakken en heerlijk in de omgeving rond te fietsen, de in de afgelopen jaren met kettingzagen vervaardigde beelden te bekijken en ook de enige cache die hier verstopt is te zoeken. Het weer is heerlijk. Er staat weliswaar een stevig windje maar de temperatuur is naar 27 graden gestegen dus daar hebben we geen last van. Dat windje maakt het, zelfs nu we alleen in korte broek en t-shirt fietsen, gewoon aangenaam. Na twee uur rondkijken klimmen we terug naar de camping (natuurlijk ligt deze boven op de helling) waar Dick de lijken van de vele te pletter geslagen beesten verwijderd van de voorzijde van de camper en ik lui achter de computer kruip op een bankje in het zonnetje. Dinsdag staan we om 7 uur op omdat we willen skypen met tante Ank. De Wifi van het nabijgelegen Days Inn Motel wat wij mogen gebruiken lijkt er sterk genoeg voor. En ja, de verbinding is redelijk en we kunnen weer eens lekker bijkletsen en vernemen hoe het in Holland is. Dat gaat toch echt aan je voorbij als je, zoals wij, rondtrekken en nergens TV of kranten zien. De wereld is echt beperkt geworden tot de omgeving waar je in rond rijdt en de info die je zo nu en dan ontvangt via een app of mail.
Om 9.15 uur vertrekken we en rijden op ons gemakje naar Dawson Creek. Het is helaas wat bewolkt en de zon komt niet echt makkelijk door het redelijk zware wolkendek. In Dawson Creek zetten we natuurlijk koers naar het monument wat het begin van de Alaska Highway markeert en maken er de obligate foto’s. Vanaf nu zullen we eigenlijk alleen nog dezelfde weg rijden die we drie jaar geleden ook hebben gereden. We hebben inmiddels best wel wat leeg fust opgespaard wat we hier kunnen wegbrengen bij het Bottle refund depot en na getankt te hebben rijden we verder. Niet echt lang want bij mile 2 keren we terug. We willen eigenlijk toch nog even de cache vinden in het Alaska Highway House wat gesloten was toen we erlangs kwamen maar dat om 13.15 uur weer open gaat. Om de tijd tot de opening door te brengen rijden we naar Starbucks. Het geeft ons naast het nuttigen van een lekkere koffie eveneens de gelegenheid weer even via Whats App contact te zoeken met onze vrienden.
Om half twee hebben we de cache gevonden bij een Amerikaanse jeep en droppen daar de travelbug “Auntie Ank” die eigenlijk in Vegas in een cache geplaatst had moeten worden maar waar we geen geschikte cache vonden. Dit is echter ook een symbolische plek. Daar waar in 1942 de reis van de 11.000 Amerikaanse en Canadese militairen en burgers begon om een onmogelijke weg aan te leggen naar Alaska, begint onze travel bug hopelijk aan een voorspoedige reis naar Nederland. Omdat de mevrouw van het Visitors Center nog twee caches gelegd heeft die net gepubliceerd zijn zoeken we die ook nog even zodat we uiteindelijk pas om 14.15 uur uit Dawson Creek vertrekken.
De Hakuna zegt ons dat we nu 1555 km weg zonder afslagen voor ons hebben liggen. Heel apart hoor dat heb ik nog nooit gezien. De weg tussen Dawson Creek en Fort St. John is enorm druk. Er wordt in file gereden. Begrijpelijk is dat als we een steile berg op en af moeten rijden bij de Peace River maar voor het overige traject kunnen we dit drukke verkeer toch niet plaatsen. Daar we laat zijn vertrokken uit Dawson Creek rijden we niet verder dan iets buiten Fort St. John waar we bij Charlie Lake een prachtige provincial campground vinden. Helaas zijn vele plekjes erg scheef zodat het bijna een half uur duurt voor we een voor Dick enigszins acceptabele staanplaats gevonden hebben maar dan kunnen we ook lekker genieten van het inmiddels volop schijnende zonnetje, totdat die rond zessen achter de bomen van het bos verdwijnt.
‘s Avonds ontdekken we dat Klaus en Mila uit San Diego, die we enkele dagen geleden in Chetwynd ontmoet hebben, tegenover ons een plekje hebben. Daar zij een lekker kampvuurtje hebben schuiven we aan en tot laat in de avond genieten we van elkaars gezelschap en het houtvuur, wat ’s avonds net dat kleine beetje meer behaaglijkheid brengt. Woensdag rijden we langzaam verder. Regelmatig stoppen we langs de weg om een cache te zoeken waardoor we na enige tijd ingehaald worden door Klaus en Mila die luid toeterend hun aanwezigheid kenbaar maken. Op dat moment stonden we op een klein zij-weggetje en kwamen we net uit het bos wandelen. ’s Avonds werd dan ook gekscherend ge-opperd dat het ook gewoon in de camper kan. Het stralende weer verdwijnt wat achter de wolken en ook de wind neemt behoorlijk toe zodat het duidelijk kouder wordt. De weg is heuvelachtig en van 700 meter klimmen we naar 11 00 meter, zakken weer naar 700 meter en zo maar door.
We zien een groepje Stone Sheep op de weg en genieten van de dartelsprongen van het kleintje maar als we te dicht bijkomen kijkt de moeder toch wel erg verstoord op en gelet op de scherpe horens van het beest trekken we ons toch een stukje terug. Pas om drie uur laten we Fort Nelson achter ons. De weg blijft stijgen en dalen en regelmatig moet Dick terugschakelen naar zijn twee om de helling op te komen. De uitzichten zijn schitterend en al van verre kunnen we overzien hoe de weg gaat lopen. Twee uur later arriveren we bij Summit Lake. Er is een mooi plekje aan de rand van het meer. Helaas staat er op deze hoogte, we zijn nu op 1285 meter, een harde koude wind en van buiten zitten of een vuurtje stoken komt niets. Wel lijkt deze plek een goede gelegenheid om onze stinkend smerige camper eens af te spoelen. We hebben immers een heel meer bij de hand. Terwijl ik met een borstel de camper aan het boenen ben wordt ik verrast door watergeklots naast me.
Een grote Moose en baby steken nog geen 5 meter van mij vandaan het meertje over. Vlug attendeer ik Dick erop, pak mijn camera en weet nog net enkele foto’s te schieten alvorens ze aan de overkant van het meertje in de bossen verdwijnen. Deze Moose is klaarblijkelijk niet schuw want is met kleintje langs brommende generatoren gelopen en een boenend mens. Wat een ervaring. Nooit gedacht dat ik dat nog eens zou meemaken. Na zo’n anderhalf uur zijn camper en ramen, daar houdt Dick zich mee bezig, weer redelijk toonbaar en zoeken we de behaaglijke warmte van onze camper op. Buiten is het inmiddels niet warmer dan 6 graden en met de windchill factor voelt het zelfs nog kouder aan. Naarmate de avond vordert worden krijgt de rozigheid meer grip op ons en nog voor tienen liggen we diep onder ons lekkere warme donsdekbedje.
Donderdag 26 juni worden we wakker door de zon die in de camper schijnt. Alle wolken zijn verdwenen en ook de wind is wat gaan liggen. Het water van Summit Lake is als een spiegel, prachtig zo tussen de bergen. Toch blijkt een hoodie gelet op de hoogte waar we ons bevinden nog geen overbodig kledingstuk. Opnieuw zien we een Moose langs de kant van de weg die kennelijk geniet van het modderige water uit een stilstaand poeltje. De weg slingert zich door een woeste bergwereld en we komen ogen te kort om alles in ons op te nemen. Veel campgrounds zijn volgeboekt vanwege het komende lange weekend van Canada Day dus we vrezen het ergste voor onze bestemming, de campground bij Liard River Hot Springs. De afstand die we moeten rijden is niet echt ver dus arriveren we daar iets over elven. Er blijkt keuze genoeg aan plekjes mits je maximaal twee dagen blijft staan. Vanaf zaterdag is alles gereserveerd. Het uitzoeken van een plekje is niet echt makkelijk. Omdat het nog zo vroeg is moet je maar gissen hoe de zon straks zal staan en hopen dat er dan tussen al de bomen op de campground nog wat zon op jouw plekje schijnt. Maar we vinden een acceptabel plekje met veel ruimte waar we nadat de camper staat en het plekje betaald is, onze nieuwe anti-insect gaastent opzetten, gekocht om de mogelijkheid te hebben toch buiten te kunnen zitten op plekken waar mosquito’s het voor het zeggen hebben. Nadat de tent staat en in orde bevonden, we hebben hem na het kopen nog niet uitgeprobeerd, lopen we naar de Hot Springs, dé reden om hier te verblijven.
Tot onze verrassing blijken Klaus en Mila ook op dit idee gekomen want zij zitten al in de hot pool als wij arriveren. We zetten ons gesprek van eergisteren voort in het warme water van de springs. Buiten is het inmiddels zo’n 30 graden dus het warmste gedeelte van deze natuurlijke poel (49 graden) is niet echt aangenaam maar wel is het lekker toeven in het wat koudere gedeelte waar het slechts 40 graden is. Na zo’n drie kwartier verlaten we de poel, eigenlijk zijn we (Tita dus) er iets te lang in gebleven want ik voel me helemaal dizzy. We ruiken allemaal naar de zwavel, klaarblijkelijk een onweerstaanbare geur voor de in grote getale aanwezige muggen en horzels, want die storten zich en masse op ons. Al snel zien we er niet uit, overdekt met bultjes die waanzinnig jeuken arriveren we weer bij ons plekje. Klaus en Mila slagen erin om een plekje naast ons te bemachtigen en de rest van de middag zitten we samen naast de camper in de schaduw (in de zon is het namelijk zelfs voor Tita te warm) en praten. Mila komt oorspronkelijk uit de Oeral en vertelt haar veelbewogen levensverhaal en hoe ze uiteindelijk in Canada en vervolgens in de USA terecht gekomen is. (Klaus is een oorspronkelijke Duitser die al vele jaren in Canada en de USA had gewoond). Tegen achten nemen we afscheid van elkaar. Na snel een hapje spaghetti opgewarmd te hebben gaat Dick lezen terwijl ik in de nog steeds warme avond naar de Springs wandel om daar nog langere tijd van het dampende water in de poel te genieten. Twee zwavel baden achter elkaar op één dag is erg veel van het goede dus als ik weer terug ben bij de camper val ik al snel in diepe slaap. Vrijdag 27 juni maken we natuurlijk gebruik van de Hot Springs om ons na de nacht lekker op te frissen. Dit is eigenlijk het prettigste moment van de dag om van de warm water bronnen te genieten. Na een half uurtje baden en opnieuw lek gestoken te zijn door de vele horzels en mosquito’s lopen we terug naar de camper, ontbijten en verlaten we Liard River Hot Springs om verder noordwaarts te rijden naar Watson Lake.
Het gebied waar we nu door rijden is kennelijk erg gewild bij beren want iedere 10 minuten zien we el een Black Bear langs de kant van de weg, etend aan graspollen en wortels. Het lijken wel koeien. Tita kan er niet genoeg foto’s van maken dus telkens moet de rit onderbroken worden om weer een tiental plaatjes te schieten. In Watson Lake is er nog voldoende plek op de campground en omdat we eindelijk weer Wifi hebben kruipt Dick achter de computer om onze gevonden caches te loggen terwijl ik met opnieuw volle waszakken naar de laundry loop om de daar aanwezige machines te vullen. Terwijl de wasmachines en drogers hun arbeid verrichten klets ik wat met Klaus en Mila die imiddels ook gearriveerd zijn en rond vijf uur als alle vuile goed schoon, droog en opgeborgen is lopen we met ons “REISKRANEN” bord naar het Signpost Forest. Daar zoeken we een plekje om ons sign op te hangen. Plekjes genoeg maar allemaal hoog dus halen we de ladder uit de camper waarna Dick onder het geklik van fototoestellen van Mila, Klaus en mij ons bord aan een paal bevestigd.
Eindelijk hebben we een plekje in het Signpost Forest wat startte toen een van de Amerikanen, werkzaam aan de Alaska Highway, in 1942 heimwee kreeg naar zijn geboorte stad Danville en een bord ophing van zijn stad met daarop de afstand ervandaan tot Watson Lake. Het oorspronkelijke bod uit 1942 hangt nu binnen op een veilige plaats in het Visitor Center. Natuurlijk maken we een peiling met de GPS op de plek waar we ons bord hangen. Anders kan het later wel eens een moeizame klus zijn ons bord ooit nog te vinden. Inmiddels hangen er namelijk meer dan 79.000. Daar het pas zes uur is als deze klus geklaard is kunnen we nog naar de voorstelling van half zeven in het Northern Lights center. Liggend in comfortabele stoelen genieten we van de film over de door een in Hawai staande Gats telescoop ontdekte Black holes in ons universum en een film over the Northern Light, gefilmd op enkele plekken rond de poolcirkel. Pas tegen achten zijn we terug bij de camper. De zon schijnt nog volop en het is buiten lekker warm dus zetten we de tafels tussen onze campers in en eten gezellig samen. Doordat het maar licht blijft op deze hoogte hebben we geen idee van tijd en pas als we het koud beginnen te krijgen kijken we op de klok. Het blijkt al bijna half 12 te zijn. Aan de door de zon nog immer rozig gekleurde wolken en blauwe lucht zou je dat niet zeggen. De avond is echt omgevlogen. Zaterdag na het dumpen van black en grey water en het vullen van onze watertanks, wat niet echt een overbodige luxe is, rijden we weg van het grote parkeerterrein, meer kun je deze camping eigenlijk niet noemen. Veel grote buscampers zijn al vertrokken. Mogelijk omdat ze in één dag naar Whitehorse willen rijden. Zelf vinden we een afstand van 440 km te lang en rijden we niet verder dan Teslin Lake wat 230 km rijden is. In tegenstelling tot gisteren is er praktisch geen wildlife langs de weg. De Rancheria Herd, een kudde Cariboes, laten zich niet zien en ook de beren vinden deze grond klaarblijkelijk niet interessant want we zien slechts één Black Bear. Nadat we op een van onze stops, een wandeling naar de Rancheria Falls, overvallen worden door zwermen mosquito’s besluiten we maar gewoon door te rijden en zodoende arriveren we rond half twee al in Teslin Lake, nu ja, 15 km erbuiten waar de provincal park campground is.
Omdat we zo lekker vroeg zijn kan ik, volgespoten met 40 % deet, lekker buiten op het bankje, aan ons stukje voor de website schrijven. Geen overbodige luxe want het is wel erg gezellig om iedere avond gezellig te kletsen maar geschreven moet er ook worden. Helaas blijft het weer niet zo schitterend. Boven in de lucht bouwen zwarte wolken zich op en zo nu en dan hoor je de donder rommelen. Nu maar hopen dat deze bui overdrijft zodat we vanavond lekker een vuurtje kunnen stoken en onze burgers erboven kunnen roosteren. Gelukkig blijft het droog en lukt het om ons vlees lekker boven het houtvuur klaar te maken.Daarna, het is dan inmiddels bijna 8 uur, is het over met buiten zitten, de regendruppels verschijnen nu in zulke getale dat binnen zitten aangenamer is. Zondag zijn we bijtijds op en na een heerlijk ontbijt met één van onze laatste boterhammen met echte pitjes rijden we verder over de ALASKA Highway. De omgeving blijft schitterend, erg heuvelachtig, waardoor we regelmatig vanaf een topje kunnen bekijken hoe de weg zal gaan lopen. We hebben niet zo’n lang eind voor de boeg zodat we rond het middaguur al in Whitehorse arriveren. Helaas wil men slechts één gastank vullen, ons Amerikaanse ruilexemplaar, die we twee weken geleden in Canada hebben gekregen, blijkt over datum en vult men niet. Gelukkig dat we altijd ook nog onder onze camper een gastank hebben hangen zodat als een tank leeg is er altijd een buffer is. Nergens in Whitehorse blijkt een mogelijkheid om een propaantank te wisselen en dus houden we één lege tank. Na boodschappen gedaan te hebben (dat geeft echt een shock, zo duur zijn de levensmiddelen hier) kijken we bij Canadian Tyre of zij misschien tapijt verkopen. Ons tapijt is echt aan vervanging toe zeker nu ik er vet over gemorst heb. Helaas de breedte die we nodig hebben is niet te koop dus als we even later op de camping komen gaan we poetsen. Ik de vloer van de camper en Dick ons oude tapijt. Dankzij grease remover (vetverwijderaar) weet Dick ons tapijt weer enigszins toonbaar te maken en kan dat, na aan de waslijn gedroogd te zijn, weer terug gelegd worden op een krakend schone vloer. Het huishoudelijk werk houdt ons de gehele middag bezig zodat we pas tegen zessen lekker kunnen uitrusten op een schone vloer en in schone outfit. Inmiddels zijn wij, alsmede onze kledij, ook lekker schoongeboend. Buiten is de camping inmiddels volgelopen en op een paar plekjes na staat alles vol. Helaas regent het zo nu en dan zodat we niet buiten kunnen zitten en de rest van de avond bivakkeren we gezellig binnen in de camper.
Maandag 30 juni word ik pas om half negen wakker, Dick is dan al lang naar de wasruimte om zich te scheren en te douchen. Het weer is redelijk, de zon schijnt en er zijn wat wolken maar door het toch wat koude windje is het niet warmer dan 10 graden. Na ons ontbijt, met nu toch echt de laatste boterhammen met zaadjes, pakken we de fietsen en gaan op weg om Whitehorse en omgeving te verkennen en natuurlijk laten we onze weg leiden door her en der verborgen caches. Fietsen is hier tamelijk zwaar want ondanks het feit dat enkele stukken weg lekker vlak zijn doemt om een bocht van de weg regelmatig een steile helling op die, net als je denkt dat je helemaal boven bent, nog steiler omhoog klimt. Na enkele van dergelijke heuvels houden we het voor gezien, dalen de reeds beklommen hellingen af en zoeken een weg naar het dorp via de andere kant van het meer die redelijk vlak loopt maar wel onverhard is. Gelukkig hebben we banden onder onze fietsen die ook dit soort terrein aankunnen zodat we weinig moeite hebben om hier te fietsen.
We schieten niet erg op want de vele watervliegtuigjes die in het meer geparkeerd liggen moeten natuurlijk allemaal bekeken worden en omdat een van de soorten niet echt bekend is doet Dick navraag bij een man die al sinds 1958 aan de waterkant zit. Natuurlijk weet hij alles van vliegtuigmerken en soorten motoren en kan hij Dick’s vragen beantwoorden. Als we bijna bij het dorp zijn kom ik er achter dat ik mijn zonnebril kwijt ben. Terwijl een van de watervliegtuigjes opsteeg heb ik deze op mijn rugzak gelegd om beter te kunnen fotograferen en daarna ben ik hem vergeten. Ik fiets het stuk terug om te zoeken maar vind niets. Daar Dick weinig vertrouwen heeft in mijn zoektocht besluit hij, als ik zonder bril terugkom, opnieuw de weg die we net, met vele kilometers in de benen, achter ons hebben liggen samen terug te fietsen. En gelukkig maar want, terwijl ik door haast verblind weer vele kilometers afleg en niets aantref, heeft Dick meer geduld en betere ogen en vindt hij mijn zo’n geliefde zonnenbril midden op de weg. Dolgelukkig ben ik als ik uiteindelijk, moe en bezweet van het harde en vele heen en weer fietsen door hem word verblijd met de vondst van mijn mooie, dure Adidas. Het was echt heel erg geweest als ik deze kwijt was geraakt. Om enigszins bij te komen (en omdat het al half één is) rijden we op ons gemakje verder bergafwaarts Whitehorse in, langs de SS Klondike en zetten ons aan een tafeltje bij Starbucks om lekker te genieten van een cappuccino en een ham-kaas broodje, wat heerlijk smaakt. De rest van de middag dwalen we op onze fietsen rond in Whitehorse.
We vinden uiteindelijk een fiets-wandelpad wat langs de Yukon loopt en ons naar de beroemde Fish Ladder brengt. Een houten konstruktie waarin water trapsgewijs omlaag stroomt en waar plaatselijke zoetwatervissen alsmede zalmen de gelegenheid krijgen verder stroomopwaarts te zwemmen. Door een glazen wand en van bovenaf kun je deze trek van vissen bekijken. Helaas is het zalmenseizoen nog niet aangebroken zodat we slechts twee inheemse vissen stroomopwaarts zien zwemmen. Uiteindelijk, het is inmiddels 5 uur, maken we ons op voor de 6 kilometer lange klim naar de campground die natuurlijk boven op de berg ligt. Met meer dan 50 kilometer per uur zijn we eraf gereden, in ons allerlaagste verzet klimmen we naar boven. Het zal jullie niet verwonderen dat, zodra de fietsen beiden weer op het rek bevestigd zijn, wij ons naar de heerlijk warme douche spoeden. In schone kledij en met een glas wijn voor ons kijken we terug op een heerlijke dag die gelukkig droog gebleven is en waarop we 42 km gefietst hebben. Ik merk niet eens dat ik rond tien uur mijn kussen raak.
Het programma in Whitehorse is op dinsdag 1 juli, Canada Day, niet zo bijzonder dat we willen blijven dus na nog wat boodschappen bij de laatste grote winkel in deze omgeving (pas in Fairbanks, Alaska zijn er weer grote winkels) zetten we koers naar de Klondike Highway. De weg is nu beduidend stiller, het merendeel van de mensen neemt naar Tok de Alaska Highway. Noordelijk van ons hangen dreigend zwarte wolken maar als we bij Twin Lakes komen zijn velen weggeblazen door de stevige koude wind die er waait. We vinden een mooi plekje aan het water van dit meertje en zetten er, ondanks het feit dat het pas half 12 is, onze camper neer. Al twee maal eerder hebben we hier overnacht en ik ben verrukt van dit plekje. Waar kun je zo mooi bij het water staan.
Het is de bedoeling om hier te duiken maar volgens de Rangers is er niet veel bijzonders te zien, is het meer niet dieper dan 2 meter, op slechts enkele plekken zijn er gaten tot 15 meter en staan er eigenlijk te veel mensen om onze luidruchtige compressor aan te zetten dus besluiten we maar geen duik te nemen en besteedt Dick de middag aan het hakken van hout, het schoonmaken van onze zeer smerige fietsen en het nalopen van de ramen van de camper terwijl ik achter de laptop kruip om verder te schrijven aan ons stukje voor de website. Dick heeft dat nog steeds niet kunnen publiceren omdat er of geen of alleen erg traag internet was. Helaas nemen in de middag de wolken en de wind steeds meer toe zodat buiten zitten toch wel wat koud is. Gelukkig vertrekken onze buren tegen tweeen waardoor wij van plekje kunnen veranderen. Plekje 13 is beduidend warmer omdat het meer beschut ligt tegen de wind. Terwijl wij verhuizen, al ons door Dick gekloofde hout moet natuurlijk ook naar het nieuwe plekje, arriveren Klaus en Mila en onder het genot van een kopje koffie kletsen we gezellig bij. Er moet echter ook gewerkt worden dus na een uurtje vervolgt Dick zijn werkzaamheden aan de fietsen en schrijf ik verder. Het zonnetje schijnt inmiddels weer volop en het is echt genieten aan dit Twin Lake.
Morgen gaan we weer verder richting Dawson City, het dorp wat geschiedenis heeft geschreven gedurende de Kondike Goldrush, maar daarover meer in een volgend verhaal.