Naar het hart van de Klondike Goldrush

Het blijft erg lang licht in Whitehorse en dus zijn we inmiddels al ons besef van tijd kwijt. Dat maakt dat ik doorga met schrijven totdat ik weer bij ben (is dan inmiddels 11 uur ’s avonds). Daarna kan  Dick, ver na middernacht, het stukje met de door hem uitgezochte foto’s , op onze website plaatsen. Ondanks het feit dat, zelfs na 12.00 uur ’s nachts (inmiddels is het 15 juni, gefeliciteerd Hugo), de zon nog uitbundig schijnt, is het voor mij (Tita) geen enkel probleem om voor die tijd diep in dromenland te geraken. Laat naar bed, maar ook vroeg op, zodat we na de aankoop van wat vlees en groente en het voltanken van de camper, Whitehorse bijtijds achter ons laten en de Klondike Highway oprijden.

We rijden nu over een rustige weg,  omzoomd  door paarse bloemen (Bear Root). Tegen 13.00 uur komen we bij Twin Lakes aan, twee meren ieder aan een kant van de weg, met een prachtige campground aan een van de meren. Voordat we een plekje op deze camping zoeken, begroeten we eerst (aan het andere meer) een stel Canadezen uit het Franstalige Quebec. Net als de Fransen in Europa spreken ze geen woord Engels en dat is enigszins lastig want een Conservation Officer heeft hen betrapt op vissen zonder vergunning en met een verkeerde vishaak.  De officer spreekt echter alleen Engels wat de conversatie met de mensen uit Quebec niet ten goede komt . Nu wij opduiken (Frans en Engels sprekend) willen beide partijen graag  dat we tolken. Duidelijk wordt dat de Quebec mensen niet (willen) snappen dat je, ook als toerist, een visvergunning moet hebben en dat de officer, omdat ze het moesten weten (in Quebec hadden ze toch ook een vergunning nodig) er “Because of the Law”  niet aan ontkomt hen een boete te geven. Ze mogen de bekeuring aanvechten maar moeten dan wel op 24 augustus in Carmacks in het gerechtsgebouw verschijnen. Lastig, als je slechts 3 weken vakantie hebt.
Na een uurtje is alles heen en weer vertaald, zijn de verklaringen opgenomen, de bekeuring uitgeschreven en is aangeduid hoe deze betaald moet worden. Alleen onze namen (en waar we bereikt kunnen worden) moeten nog genoteerd worden, just in case….  en dan kunnen we toch echt een mooi camperplekje uitzoeken.

We vinden een schitterende plaats direct aan Twin Lakes.  Helaas staat er een nogal harde wind over het meer maar de zon schijnt inmiddels uitbundig dus, met de hulp van een intensief houtvuurtje, houden we het buiten goed uit.
We kijken of dit meer een duiklocatie is maar dat blijkt, gelet op de zanderige bodem en de harde wind niet zo’n succes, dus onze activiteiten op duikgebied beperken zich tot het vullen van onze duikflessen. Op deze campground staat slechts één andere camper dus hebben we nu mooi de gelegenheid om onze compressor aan het werk te zetten  zonder al te veel geluidsoverlast te bezorgen.

De rest van de middag brengen we bij ons houtvuurtje door, lezend, kijkend naar de meeuwen die over het wateroppervlak scheren en de twee Magpie’s die af en aan vliegen naar het in een boom aan de oever gebouwde nest en uiteraard bereiden we ons eten op het houtsvuur.

Doordat we op een open plek staan aan het meer kunnen we tot laat in de avond buiten in de zon zitten. Een zonsondergang is er niet bij daar in dit jaargetijde de zon blijft schijnen.

Donderdagmorgen is de wind gaan liggen en dat merken we direct aan de temperatuur die oploopt naar 21 graden. Opnieuw merken we dat deze Klondike Highway toch beduidend stiller is dan de Alcan (Alaska Highway).  Na even bij een vervallen Roadhouse uit de tijd van de postkoets  te zijn gestopt, bekijken we ook nog een veel beter bewaard gebleven Roadhouse en wat andere gebouwen uit de Goldrush in het plaatsje Carmacks. Voor het eerst staan we bij de Yukon, de rivier, die vele goudzoekers naar Dawson city heeft gebracht.
Na een stuk de Yukon gevolgd te hebben staan we bij de Five Fingers, rotsblokken in de Yukon (in de vorm van een opgeheven hand) die een struikelblok vormden in de weg naar Dawson. Met springladingen is de doorvaart tussen de rotsen aanzienlijk groter gemaakt zodat de radar stoomschepen (Sternwheelers gnoemd) als de “Klondike en Keno”  beter stroom af- en opwaarts konden varen tussen Whitehorse en Dawson City. We lopen een trail tot vlakbij de rivier en kunnen zo de grote rotsen van dichterbij bekijken. Uiteraard maken we (zoals overal) een praatje met andere camperaars die altijd weer nieuwsgierig zijn naar de herkomst van ons nummerbord en willen weten waar we vandaan komen en waar de reis ons allemaal naar toe brengt.
Verder rijdend wordt het nog stiller, behalve enkele verdwaalde First Nation people (oorspronkelijke inwoners van Yukon)  is er geen leven meer te bekennen.

Rond 4 uur komen we bij de provinciale campground Moose Creek waar we tussen de bomen een ruime plek vinden en direct een vuur stoken om de vele muggen, die hier hun basis hebben, te verdrijven. Dat laatste lukt niet helemaal, dus moeten  we  veelvuldig gebruik maken van de inmiddels aangeschafte Woodsman spray.  “s Avonds brengen we door met twee Hollandse Canadezen uit Toronto, op weg naar Alaska. Dat reisdoel is niet verwonderlijk want iedereen die hier rijdt gaat of naar Inuvik (1500 km over gravel) of naar Alaska. De avond vliegt voorbij, pratend over alles en nog wat, wel in het Engels want beiden spreken haast geen Nederlands. Eigenlijk niet echt verwonderlijk , ze kwamen naar Canada toen ze resp. 10 maanden en 8 jaar oud waren en inmiddels wonen ze hier al 57 jaar.

Het is maar goed dat in Yukon het hout gratis is want het stookt snel weg en regelmatig moeten we (ik, Tita) even naar het houthok lopen om hout bij te halen om ons vuurtje brandend te houden. Lopend hout blokken halen levert wel vreemde blikken op want geen Amerikaan of Canadees loopt met hout blokken rond. Zij rijden met hun wagen naar één van de op de campground aanwezige houthokken, laden hun wagen vol blokken hout en rijden weer terug naar hun plekje, zelfs als dat slechts 10 meter van het houthok verwijderd is. Dus, lopen met enkele blokken hout tegen je borst geklemd, wordt wel als “een beetje vreemd” beschouwd.

Als we vrijdagmorgen ( 17 juni) wegrijden is het nog droog maar al snel ontladen de zwaar samengepakte wolken zich en de eerst wat miezerige regen wordt een stortbui. In onze rug schijnt de zon nog volop dus rijden we even later onder een prachtige, over de weg gespannen, regenboog door. De weg is nog stiller dan de voorgaande dagen en dat maakt dat we even later een prachtige Moose, met gewei, de weg over zien steken. Helaas is ook deze Moose erg schuw dus als wij dichterbij komen verdwijnt hij snel in het langs de weg aanwezige struikgewas.
We merken dat we Dawson naderen als het landschap drastisch verandert en langs de weg enorme heuvels verschijnen bestaande uit keien en kiezels, veroorzaakt door de Dredge’s die, in zijn zoeken naar goud, de overbodige stenen uitspuugde en daarmee voor een apart landschap heeft gezorgd.
In de regen arriveren we in Dawson City en we zijn direct terug in de dagen van de Goldrush (1896).  De straten van Dawson zijn niet geplaveid en het straatbeeld van toen is behouden gebleven. Niet voor niks heeft Parks Canada Dawson als historische plaats uitgeroepen. Je waant je hier echt in een andere eeuw en dat in een stadje waar mensen echt wonen en leven.

Midden in de stad is een campground waar we, omdat we nog vroeg zijn, een plekje vinden
(’s avonds is ieder camping plek in Dawson bezet) en vervolgens lopen we naar het Visitors Center.  Niet alleen om een stempeltje te halen in ons Yukon paspoort, maar ook om te kijken welke bezienswaardigheden er zijn. Die zijn er velen en omdat wij in het bezit zijn van een Parks Canada Pass kunnen we zelfs overal gratis naar toe.
We begeven ons eerst naar het Grand Palace , waar een verkiezing gehouden wordt wie de belangrijkste inwoner van Dawson City is, uiteraard schrijven we het jaar 1896.

Samen met twee Canadezen ben ik, Tita,  lid van de jury en we horen de redevoeringen aan die de verschillende personages houden om aan te tonen waarom juist zij de belangrijkste personage van Dawson en de Yukon zouden moeten zijn. Het is leuk en interessant want de verschillende redevoeringen geven een goed beeld over het leven in de Goldrush tijd en wat er speelde. Na afloop van de wedstrijd , 1½ uur later, is er een winnaar gekozen en kunnen we met enkele deelnemers op de (ouderwetse) foto  en dan lopen we naar de woning van de Commissioner, destijds de vertegenwoordiger van de regering, om een beeld te krijgen hoe deze leefde in het jaar 1912.
Zodra alles bekeken is moeten we ons nog haasten want  om 19:00 uur moeten we opnieuw op pad om een (werkelijk gebeurd) macaber mysterie van Dawson City op te lossen. Alle deelnemers worden door de Canadian Mounted Police, uiteraard in uniform, verdacht en alleen als je je  tijdens de rondgang door de stad en zijn oude gebouwen voldoende van blaam weet te zuiveren en sleutels kunt aanreiken om de gepleegde moorden op te lossen, kun je als vrij man verder gaan. Ook al vind ik groepswandelingen niet leuk, deze tocht en de ontrafeling beetje bij beetje van werkelijk gepleegde moorden net buiten Dawson in de tijd van de Goldrush zijn bijzonder vermakelijk.  Minder is dat Dick uiteindelijk één van de daders blijkt te zijn en na 1½ uur veroordeeld wordt tot de strop. De uitnodiging voor de executie heb ik inmiddels op zak.

Gelukkig is alles maar spel en voor we het weten is het half negen en tijd om het oudste casino van Canada te bezoeken. Er kan gegokt worden maar er zijn ook drie shows per avond. Ik heb  twee jaar geleden in Vegas ondervonden dat gokken niets voor mij is en ook nu weer, als ik zie hoe mensen bij Black Jack winnen , maar even later weer alles verliezen, kunnen deze spelletjes mij niet bekoren. Ik wordt wel even hebberig als ik zie dat mensen geldbedragen van 250 tot 370 dollar winnen door alleen op een knopje op een machine te drukken . Begrijp (ondanks uitleg van Dick) echter helemaal niets van dit spel. Dick mag wel gaan gokken maar die vindt dat met mij erbij niet zo’n goed idee. Mogelijk komt dit doordat ik er met argusogen bij sta en voorstel dat hij met 25 dollar gaat gokken en iedere keer als hij wat wint, dat aan mij geeft.
Het wordt dus tijd, tante Ank, dat u samen met Dick (zonder mij erbij) naar een casino gaat. Wat zou u het trouwens leuk hebben gevonden hier.

De show is leuk, iedereen loopt in de kleding van 1896 en de tijd van de Goldrush herleeft. We blijven tot en met de tweede show in deze Diamond Tooth Gerties gambling hall waar het bier prima smaakt,  met als gevolg dat we pas tegen 12 uur naar de camping teruglopen, uiteraard in vol daglicht, de zon schijnt nog en gaat hier niet meer onder.

Lang uitslapen kunnen we niet want vroeg op de zaterdagmorgen is er een wandeling door  Dawson onder leiding van een Parks Canada gids in oorspronkelijke kleding, waarbij in vele oude gebouwen van het stadje bizarre verhalen verteld worden. Wat te denken bijvoorbeeld over de kinderen die aan “goldpanning” deden in de straten van Dawson en daar, doordat mensen goudstof morsten, regelmatig voor 500 dollar aan goudstof vonden of het hotel wat de eigenaar deels sloot opdat hij middels een schacht van 55 voet diep wilde graven om naar goud te zoeken maar net toen hij de goud houdende laag bereikte, ontdekt werd en zijn zaak moest sluiten of de gokker die 4 miljoen dollar verloor maar dat bedrag, na geld geleend te hebben, dezelfde avond weer terugwon. Al deze verhalen dragen samen met de andere activiteiten die we inmiddels hebben ondernomen in dit stadje, bij tot een goed begrip van het leven in Dawson tijdens en direct na de Goldrush.

Het is inmiddels 11 uur geworden en tijd om het rader stoomschip “de Keno” die de kleinere Steward River bevoer met zilver (en dus wat kleiner is dan de Klondike) te bekijken. Alhoewel de Keno duidelijker minder luxe is ingericht verschilt dit schip niet zover van de Klondike dus lang brengen we niet door op dit schip. Wel blijven we lang praten met  één van de in oude kledij gestoken vrouwen van Parks Canada om van haar leven in Dawson te horen. Ja, of Dawson grijpt je en je blijft er hangen, komt er terug, of je vindt het hier maar niets. Ik behoor duidelijk tot de eerste categorie en ben weg van dit stadje dat het verleden zo levendig voor de geest haalt.

Na even een pauze ingelast te hebben om koffie te drinken bij de bakery rijden we naar Dredge #4, één van de grootste houten baggeraars ooit gebouwd. Een baggerschip dat zich  met een snelheid van 800 meter per jaar door het landschap voortbewoog en stenen en zand op baggerde, dat vervolgens met water bewerkte met als uiteindelijk resultaat dat goldflakes (schilfertjes goud) op kokosmatten achterbleven. Je weet niet wat je ziet als je binnen in zo’n enorm monster staat. Het is nu duidelijk waarom er buiten Dawson City zulke hoge bergen stenen als afvalmateriaal achterbleven.

Na al ons heen en weer gerij, we zijn ook nog even de berg bij Dawson opgereden om een goed beeld vanuit de hoogte op deze omgeving te kunnen krijgen, vinden we het eindelijk tijd geworden om even een hapje te gaan eten voordat we om 7 uur naar een lezing gaan over het leven van Robert Service, een in Canada beroemde dichter en schrijver. Het eten is heerlijk en het smaakt des te beter mede doordat we in de warme  zon zitten op het terras van een oorspronkelijk eethuisje in Dawson.
De afstanden in Dawson zijn klein dus lopen we naar het huisje waar Robert Service geleefd heeft en daar, in de tuin zittend in de warme avondzon, krijgen we een boeiende lezing (afgewisseld met  voorgelezen gedichten) over het leven van deze schrijver. Dit zou echt iets voor jou geweest zijn, Martin.

Uiteindelijk zijn we rond half negen terug op de campground waar het weer eens tijd is om wat administratie te doen. Het is nog steeds heerlijk warm buiten dus daar is de perfecte plaats om  te zitten. Dick probeert of het internet werkt maar omdat alles hier via de satelliet verloopt lukt dat niet echt en uiteindelijk kan hij alleen in de office van de campground zijn mailtjes ophalen. Uitgebreid werken op internet of de mail, laat staan skypen of telefoneren, is hier niet mogelijk.

Het is de bedoeling dat we zondag 19 juni ook nog in Dawson City blijven, de weers-vooruitzichten waren namelijk niet al te best voor vandaag en de “Top of the World Highway” willen we graag wel met mooi weer rijden. Echter als we opstaan staat de zon aan een strakblauwe hemel. De weersvooruitzichten zijn anders uitgepakt en nu wordt het vanavond maar zeker morgen slechter weer. Het is dus verstandig om nu al te gaan rijden.
We pakken onze spullen in en vertrekken (eerder dan gepland) uit Dawson. Uiteraard tanken we voor vertrek eerst de camper vol en dan rijden we naar de ferry die ons over de Yukon zet (het begin van the Top of the World Hwy). We hebben er goed aan gedaan met dit stralende weer deze weg te nemen want hij slingert zich langs de toppen van de bergen en het uitzicht wat we hierdoor op het ons omringende landschap hebben is prachtig. Voor ons uit zien we de weg zich door de bergen kronkelen. Ondanks het feit dat het “gravel”gehalte van de weg groot is (slechts enkele stukken weg hebben nog asfalt), is deze weg goed te berijden en zodoende zijn we al om half 1 bij de grens met Alaska.
De douaneformaliteiten zijn kort, we hoeven niets aan te geven, krijgen geen inspectie, geen stempels en alleen maar wat vragen en binnen enkele minuten rijden we Alaska binnen. We hebben nu een uur tijdswinst  want hier geldt Alaska-tijd in plaats van Pacific tijd . Het tijdsverschil met Nederland is inmiddels opgelopen tot 10 uur. Aan de weg merken we dat we in een ander land zitten want de conditie is beduidend slechter. In plaats van op glad gravel rijden we nu op een soort zandklei-weg waar veel rillen en gaten in zitten. Het rijden wordt dus veel hobbeliger maar klaarblijkelijk is alles goed neergezet want als we rond 13.15 (Alaska time) in het plaatsje Chicken aankomen blijkt alle serviesgoed ons gehobbel overleefd te hebben.
We besluiten in dit plaatsje met zijn 21 inwoners en geen laundry, te blijven en kijken onze ogen uit. De hele camping, Chicken Gold Camp, staat vol met de moderne prospectors (goudzoekers). Volgens hen is slechts 20% goud  uit de grond gehaald, dus zit er nog 80 % goud in de grond. Dat betekent dat veel Amerikanen en Canadezen dagelijks met hun quads en gouddelvers materialen op stap gaan naar de canyons en rivieren hier om stenen te verplaatsen, te zeven, te pannen en daarmee wat goud te vinden.
Ik wil daar natuurlijk ook direct aan meedoen maar Dick vindt dat niet zo’n goed idee, niet alleen hebben we de benodigde uitrusting niet voor handen, ook zou ik, als ik na een uur geen goldnugget, (goudklompje)  heb gevonden er genoeg van hebben. Ik vrees dat hij me met dit laatste argument overtiuigt dus zetten we morgen onze tocht naar Alaska verder. Het is hier inmiddels stevig gaan regenen dus we mogen blij zijn dat we  ons volgende traject via Tok (hoe verzinnen ze het) over asfaltwegen kunnen voortzetten.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.

5 Responses to Naar het hart van de Klondike Goldrush