Van Mile Zero naar Whitehorse

Donderdagmorgen 9 juni  zijn we al vroeg op pad om bij Walmart en Safeway de laatste boodschappen te doen en ook nog wat  lege flessen weg te brengen. Op bijna alle verpakkingen  staat statiegeld en dus bewaren we die verpakkingen om ze van tijd tot tijd bij een bottle refund  depot in te leveren. Nu hebben we wel 5 plastic zakken vol met leeg fust die ik echt kwijt wil voor we (zoals de Amerikanen hem noemen) de Alcan, Alaska Canada Highway, gaan rijden.
Een weg die in 1942 door zestienduizend Amerikanen in acht maanden is aangelegd, omdat men, na de bombardementen op Pearl Harbour toch wel een overland route wilde hebben naar Alaska.
Ondanks het feit dat een groot deel van de “Alcan” over Canadees grondgebied loopt wordt de lengte toch in historic miles aangegeven en uiteraard begint de reis vandaag bij “Mile Zero” naast het Visitor Center in Dawson Creek, waar we  nog wat foto’s maken en dan start onze reis naar de Last Frontier, Alaska.

Even buiten Dawson Creek is een afbuiging waardoor we  een stukje oorspronkelijke highway kunnen rijden wat ons over een oude houten brug brengt die best wel eng is als je erover loopt omdat het wegdek  erg schuin loopt . Daarna gaat het verder over een  inmiddels vele malen verbeterde weg en komen we bij de brede Peace River, aan de overkant waarvan St. John ligt. We kopen daar toch maar de Mile Post, een dik boekwerk waarin iedere mile van de Alcan Highway is beschreven met alle bezienswaardigheden langs de weg. Het is  prachtig weer geworden en tegen 16.00 uur vinden we een mooie Provincial Campground  aan de Buckinghorse River waar we gaan staan. Het is hier rustig en dus geeft het Dick de gelegenheid om het aanwezige vuil weer eens van de camper te wassen. Als deze klus geklaard is (Dick doet dit erg goed )en de camper er weer stralend uitziet, gaan we ons vlees roosteren boven een houtvuurtje en genieten van de heerlijke avond. Het is prachtig buiten, de wind is gaan liggen, de zon schijnt nog volop en lang kunnen we buiten blijven zitten bij het heerlijk brandende vuurtje.

Vrijdagmorgen is miezerig, en de temperstuur is gezakt tot 15 graden maar vandaag hebben we toch een reisdag dus dat is niet zo erg. We voelen gewoon de afstand op deze weg (net als bij de treinreis naar Mongolia, Yvonne). Er komt geen einde aan de ons omringende bossen en na iedere bocht zien we weer andere bergtoppen verschijnen. Ondanks het feit dat hier practisch geen mensen wonen staan er regelmatig vuilnisbakken langs de weg en ook zijn er veel bushtoiletten (een huisje met een toiletpot boven een gat in de grond) met uiteraard altijd voldoende toiletpapier. Langs de weg is het erg schoon. Ondanks de kilometers weg is er in de berm geen afval te bekennen. De boetes op weggooien van spullen zijn in Canada dan ook wel erg hoog. Maar toch, in Europa heb ik over deze grote afstanden nog nooit zulke schone wegen en bermen gezien.

Onderweg gaat de miezer regelmatig over in harde regen maar op momenten dat we het droog willen hebben, zoals wanneer we de Black Bear met haar twee cubs (jonge beren) zien of de twee Sandhill Cranes die naast de weg lopen te paraderen is het gelukkig droog en zijn we in staat om in droog  weer onze foto’s te nemen.
Rond de middag komen we in Fort Nelson aan waar we echt merken dat we  in Native country komen, aan de gezichten om ons heen kun je zien dat hier veel oorspronkelijke bewoners (indianen) leven. We tanken er, eten een broodje en gaan dan weer verder in (opnieuw) stromende regen. Zelfs met regen blijft de omgeving prachtig, alleen kunnen we de toppen van de bergen om ons heen niet zien door de overal laaghangende bewolking.

We besluiten door te rijden naar Muncho Lake wat een prachtig blauwgroen meer is en vinden er gelukkig een plekje. Dat is in dit Pinksterweekend niet echt makkelijk want veel plekken zijn al bezet als we er om half 7 ’s avonds arriveren. Uiteraard gaat onze aankomst nooit ongemerkt voorbij en alvorens we ons helemaal geïnstalleerd hebben zijn er al verschillende andere camperaars langs geweest  om een praatje te maken en om uit te vinden hoe dat toch zit met die rare nummerplaat.
Ach het is wel leuk want we ontmoeten hierdoor heel veel mensen die anders vast niet even waren komen buurten.

Zaterdag 11 juni is het weer een stuk opgeklaard en zien we het blauw groene Muncho Lake in een waterig zonnetje. De weg rijdt een groot stuk langs dit prachtige meer wat omringt is door imposante hoge bergen.
Aan het einde van het meer treffen we Stone Sheep (de Canadese naam) op de weg aan, (volgens ons zijn het Bighorn Sheep) die zoutresten van het asfalt likken en daar niet zijn weg te krijgen, maar dat geeft wel weer de gelegenheid om er een paar foto’s van te maken. Na er met een boogje omheen te zijn gereden vervolgen we onze weg maar niet voor lang want even later treffen we een Black Bear langs de weg. Klaarblijkelijk is dat geen bijzonderheid meer want een Bear Jam (file door beren) komt hier niet voor, bijna iedereen rijdt door.

We rijden over een stukje weg met veel wildlife  want weer enkele kilometers verder treffen we 5 Wood Bizons aan. Deze Buffaloo’s zijn nog groter dan degenen die we bij Yellowstone gezien hebben dus opnieuw stoppen we en weer enkele kilometers verder treffen we een tweede Black Bear naast de weg. Met al deze stops schieten we niet zo op maar gelukkig hoeven we vandaag niet zover te rijden. Al na 65 kilometer zijn we bij Liard Hot Springs Provincial Park, onze overnachtings- en badder plaats want zoals de naam al doet vermoeden is hier een heerlijke Hot Spring.
In tegenstelling tot de Hot Springs in Radium is deze Hot Spring heel natuurlijk. Het is geen zwembad maar een stroompje waar je in kunt zitten, lopen of wat zwemmen.  
We vinden een schitterend camperplekje  op een open plek in het bos en omdat het nog erg vroeg is gaan we eerst wat klussen. De deur van de camper wringt wat (is techniek en dus voor Dick) en de camper moet van binnen nodig gepoetst worden (is huishouding en dus voor Tita) dus de hele middag zijn we hiermee zoet. Het is nu gewoon warm geworden, zeker 23 graden en in onze korte broek en topje (voor  Tita) houden we het wel uit hier. Eind van de middag pakken we onze zwemspullen en lopen we door een prachtig natuurgebied met tropische planten de ene kilometer naar de Hotsprings.

We genieten in het warme  water maar mijden het begin van de Hot Springs waar de watertemperatuur 49 graden Celcius bedraagt en waar je het gevoel krijgt in kokend water te komen. Na een 35 minuten gaan we er uit, een beetje duizelig door de enorme warmte van het water maar we knappen goed op als we met een wijntje bij ons houtvuurtje zitten en wachten totdat ons vlees boven het houtvuur is geroosterd en gereed om te nuttigen. Het smaakt heerlijk dat boven hout geroosterd vlees. Opnieuw hebben we een schitterende avond en zitten we tot zeker half negen buiten in ons T- shirt.

Ook eerste Pinksterdag is het mooi weer, wel met wat meer bewolking en de temperatuur is slechts 16 graden. In plaats van ons in de camper te wassen gaan we vroeg naar de Hot Springs. Het is nu nog leuker hier, de stoom stijgt op en het geeft de Hot Springs wat mysterieus. Dit ochtend bad betekent wel dat we wat later dan normaal gaan rijden maar  dat maakt niet zoveel uit want ook vandaag rijden we slechts iets meer dan 200 kilometer. We willen in Watson Lake overnachten.
We zijn nog niet op weg of we zien opnieuw 3 giga Wood Bizons die ik om beter te kunnen fotograferen toch wat dichter benader dan de 50 meter dat ze van ons vandaan staan. Ze hebben gelukkig alleen maar aandacht voor het verse lange gras wat langs de weg groeit en dus kan ik op mijn gemakje naar hen toe lopen en hen bekijken. Opnieuw valt het ons op hoe groot deze Buffaloo’s zijn in vergelijk met die in Yellowstone.  In 1995 zijn er hier 49 Wood Bizons uitgezet, nadat ze een bedreigde diersoort waren geworden en in 2007 was de kudde gegroeid tot 100 stuks en daar hebben we er nu al 8 van gezien. Geen slechte score vinden we.  

De weg slingert langs de Liard River en regelmatig hebben we er een prachtig zicht op en dan rijden we de provincie Yukon binnen en even later Watson Lake. We bekijken de drie aanwezige campgrounds en omdat ze er bijna alle drie hetzelfde uitzien, kiezen we degene die vlakbij het Sign Post Forest is gelegen. In 1942 timmerde een Amerikaanse soldaat, die heimwee had, een naambord van zijn dorpje aan een paal en inmiddels hebben vele voorbijgangers zijn voorbeeld gevolgd en staan er nu meer dan 11.000 borden op palen. Helaas hebben we geen naambord bij ons, maar mochten we hier ooit weer komen dan zullen we dat zeker meenemen om hier achter te laten.
We dwalen door dit bos van borden en knopen met verschillende mensen een praatje aan. Iedereen die hier rondloopt gaat namelijk naar Alaska of komt er net vandaan. Het is dus heerlijk om ervaringen uit te wisselen met elkaar over wat er komen gaat of waar in ieder geval gestopt moet worden.

En dan is het tijd om een bezoek te brengen aan het Northern Light Center, waar we een presentatie krijgen over de ruimtevaart en over de Aurora Borealis, het Noorderlicht. Helaas zullen we dat Noorderlicht op deze tijd van het jaar niet zien. Het blijft nu veel te lang licht, de zon schijnt zeker tot na tien uur ’s avonds en om 4 uur ’s morgens komt hij al weer op en de tijd dat het mogelijk wel donker is ben ik (Tita) in ieder geval diep in dromenland. Ach een reden om op een ander tijdstip toch weer eens terug te komen . Na de mooie presentatie lopen we in dit kleine stadje terug naar de camper en kunnen we weer eens een wasje draaien. Het blijft nog lang warm.

Daar we internet hebben op de camping, al is dit beoorlijk traag, staan we vroeg op om te skypen met tante Ank en Thecla en daarna rijden we naar de airport van Watson Lake omdat hier een oud houten luchtaven gebouw en bijbehorende toren staat. Beide zijn in de oorspronkelijke staat. Sommige apparatuur is nog werkend en al meer dan 70 jaar oud. Dit vliegveld is het gehele jaar door 24 uur per dag bemand door een meteo- en informatie medewerker, zoals hij zich zelf noemt. Per dag zijn er meestal niet meer dan 20 vliegbewegingen en erg druk heeft hij het dus niet. Vergelijkbaar met de medewerkers op de groene velden.
We hebben gisteren bij het Visitors Center van Watson Lake een Visitors Passport gehaald en daar staan een aantal bezienswaardigheden in waar je een stempel kunt krijgen. Als je 10 of 20 stempels hebt kun je meedingen naar enkele ounces goud. Daar ik al van jongs af aan, toen met een paspoort van de melkbrigade, stempeltjes verzamel is het niet meer dan normaal dat wij nu ook overal stempeltjes gaan verzamelen . Dat alleen al is een lol die ik niet wil missen en mochten we nu ook nog wat goud winnen………?
Ach, ik win nooit wat dus we zullen het moeten doen met de verzamelde stempeltjes. De verkeerstoren van het vliegveld is helaas van binnen gesloten vanwege ouderdom, maar we maken wel een gezellig praatje met de luchtverkeersleider en kijken naar enkele opstijgende kleine kistjes en een helicopter op weg naar een bosbrand. Uiteraard laten we ons paspoort afstempelen en dan gaan we weer verder.

De weg is mooi en slingert door de bergen heen, langs rivieren en zo nu en dan een meertje. Er groeien hier andere dennenbomen,  ze zijn hoog en heel smal en lijken meer op cypressen en geven een apart gezicht aan het landschap. We kruisen opnieuw de 60e breedte graad en kunnen even later vanaf een hoog uitzichtspunt over het kleine dorpje Teslin en het gelijkluidende meer uitkijken. Na een praatje met andere Alaska gangers zoeken we in het Provincial Park aan dit meer een camperplekje. Het is beduidend warmer geworden en de hele avond zitten we buiten bij ons houtvuurtje en kijken naar de brutale Squirrels die komen kijken of er iets te halen is.

Dinsdag 14 juni begint met staalblauwe lucht en zon  en de weg voert ons langs verschillende diepblauwe meren. Het is redelijk stil op de weg en dan opeens staat Dick op de rem. Aan de kant van de weg zit een heuse Porcupine (stekelvarken). Als we uitstappen loopt hij naar beneden waarbij we zijn stekels goed kunnen bewonderen en dan, om ons ook nog de gelegenheid te geven hem goed te bekijken draait hij zich ook nog enkele malen om. Wat leuk, ik  had nooit verwacht om buiten een dierentuin dit bijzondere beest van zeker 80 cm grootte, te kunnen zien.
De rest van de afstand naar Whitehorse komen we behalve een Golden Eagle die niet te fotograferen is, en een Bald Eagle die rustig op een lantaarnpaal zit, weinig dieren tegen en dus gaan we een andere bezienswaardigheid bekijken, de S.S. Klondike.
Het is een van de stoomboten die tussen Whitehorse en Dawson City voeren over de rivier de Yukon en voorraden bracht naar Dawson City en goud uit de Klondike (alsmede zilver) mee terug nam. De S.S. Klondike was de laatste stoomboot die de Yukon bevoer en is sinds 1955 op de wal gelegd als National Monument. We zien eerst een filmpje over de stoomschepen die de Yukon op en af voeren en bekijken dan de boot. Met de film vers in ons geheugen herleefd de historie van dit stoomschip.  Naast de S.S. Klondike is er ook een kleinere uitvoering, de S.S. Keno, die op een wat kleinere rivier het zilvererts transporteerde. Mochten we de weg via  Dawson City nemen naar  Alaska, (betekent wel 100 km gravel wegen) dan zullen we zeker dit schip ook bezoeken.

‘s Middags gaat het erg hard regenen, na ons bezoek wordt het weer wat wisselvalliger en ontladen zich regelmatig stortbuien, dus besluiten we maar wat te winkelen. We willen voordat we Alaska binnenrijden in ieder geval wat voorraad hebben. De Amerikaanse douane is tegen het meenemen van een aantal levensmiddelen (kan per dag schelen wat wel en wat niet mee mag) en zeker tegen meer dan 1 liter alcohol dus zullen we moeten bekijken wat wel en wat niet aangekocht kan worden. Als we tegen 5 uur bij de camping in Whitehorse aankomen schijnt de zon alweer. Ik loop echter hopeloos achter met het artikel voor onze website dus er komt even niets van buiten zitten. We hebben nu internet en mogelijk lukt het om ons nieuwe artikel vandaag nog te plaatsen.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.

2 Responses to Van Mile Zero naar Whitehorse